DE STEM VAN EN VOOR HET PLATTELAND
DE STEM VAN EN VOOR HET PLATTELAND
A
Gepubliceerd op: 29-05-2019
A
Aaltjes: Van nature leven er aaltjes in de bodem, net als wormen en andere insecten horen zij bij een natuurlijk bodemleven. Sommige aaltjessoorten vreten echter de wortels van gewassen aan en kunnen grote schade veroorzaken.
Aantasten:Â Het zich vestigen en uitbreiden van een parasiet of ziekteverwekkend organisme op of in een plant.
Aantasting: het aantasten of aangetast zijn.
Aanvaardbare dagelijkse inname: hoeveelheid van een werkzame stof die dagelijkse inname (ADI) gedurende het hele leven door de mens via het voedsel opgenomen kan worden zonder merkbare risico voor de gezondheid.
Aardappelmoeheid: Aardappelmoeheid is een plantenziekte bij aardappelen die veroorzaakt wordt door aaltjes/rondwormen (nematode), uit het geslacht van de aardappelcystenaaltjes. De ziekte kan flinke opbrengstderving geven. In aangetaste aardappelgewassen ontstaan plekken waar de planten slecht groeien of doodgaan, de zogenaamde valplekken.
Acaricide: gewasbeschermingsmiddel tegen schadelijke mijten, mijtenbestrijdingsmiddel.
Actieve resistentie: Een afweerreactie van de gastheer, die pas op gang komt na infectie of aantasting.
Actieve stof: zie werkzame stof
Acuut: onmiddellijk, direct.
Adaptatie: Aanpassing van micro-organismen aan de toegediende bestrijdingsmiddelen, zodat deze versneld worden afgebroken.
ADI: Acceptabele dagelijkse inname van pesticideresiduen op voedingsproducten.
Adsorptie: Binding van de ene stof aan een andere. Bijvoorbeeld herbiciden aan klei- en humusdeeltjes.
Aërosol: Een dispensie van zeer kleine druppeltjes of deeltjes in een gas, gasvormig bestrijdingsmiddel.
Afgiftetijd: Tijd die een vector (insect of aaltje)nodig heeft om een virus aan een plant af te geven zodat infectie volgt.
Afkalfhok: Hok waar kalveren worden geboren.
Afkalfstal: Een koe die op het punt staat om een kalfje te krijgen, heeft rust nodig. Daarom wordt een drachtige koe naar de afkalfstal gebracht als deze op het punt staat om te bevallen. Daar is het ook wat makkelijker om de koe tijdens de bevalling te helpen, mocht dat nodig zijn.
Afkalven: Wanneer een koe een kalf krijgt.
Afweermiddel: Bestrijdingsmiddel dat uitsluitend afwerend werkt op dieren (bijvoorbeeld vogels of insecten).
Agressiviteit: 1. Vermogen van een parasiet om een organisme aan te tasten. 2. Mate waarin gewasbeschermingsmiddelen (bijv. herbiciden) schadelijk zijn voor het gewas.
Akkerrand: Akkerranden zijn bedoeld voor de biodiversiteit, onder meer voor het aantrekken van bijen, hommels en andere insecten.
Algicide: wierdodende (algdodende) stof, Wierbestrijdingsmiddel.
Allesdodend herbicide: Chemisch onkruidbestrijdingsmiddel dat gebruikt kan worden voor het doden van alle op een bepaalde plaats aanwezige planten.
Amensalisme of antibiose: Samenleving waarbij de één het leven van de andere afremt, zonder er zelf voor- of nadeel van te ondervinden
AM-vrij verklaring: De verklaring die je ontvangt als de grond van je perceel geen aaltjes bevat die aardappelmoeheid veroorzaken.
Antagonist: Tegenstander. Bijvoorbeeld een schimmel of bacterie, die ingezet kan worden bij de biologische bestrijding van plantenziekten. Deze organismen koloniseren de plant, waardoor er geen ziekteverwekkende organismen meer op de plant kunnen groeien.
Antibiotica: Antibiotica zijn geneesmiddelen die helpen tegen infectieziekten. De regels voor antibioticagebruik in de veehouderij in Nederland zijn strenger dan waar ook ter wereld. Het antibioticagebruik bij vee is sinds 2009 met circa 60 procent gedaald. Bij pluimvee zelfs met 70 procent. Alleen een dierenarts mag antibiotica voorschrijven. Een dierenarts moet het bedrijf inspecteren en beoordelen. Daarna mag hij pas antibiotica voorschrijven en toedienen aan zieke dieren. Alleen onder strikte voorwaarden mag een veehouder zelf antibiotica toedienen. Veehouders moeten het gebruik van antibiotica op hun bedrijf registeren. De Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) legt de gegevens vast. De SDa maakt regels voor goed gebruik van antibiotica. Antibiotica die als laatste redmiddel voor mensen worden gebruikt, mogen niet of alleen onder strikte voorwaarden worden gebruikt bij dieren. Veehouders mogen geen dieren aanleveren voor de slacht waar resten van antibiotica in zitten. Antibiotica kunnen dus nooit in vlees, eieren en zuivel zitten!
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert de registratie van de bedrijven en het gebruik van antibiotica in de veesector.
Meer informatie vindt u op: www.nvwa.nl/onderwerpen/antibiotica-in-de-veehouderij. Voor actuele informatie over antibioticagebruik bij vee, ga naar: www.autoriteitdiergeneesmiddelen.nl.
Antibioticum: Een stof, geproduceerd door een levend micro-organisme, die in lage concentraties groei remmend of dodend werkt op andere micro-organismen.
Antigeen: lichaamsvreemde stof, meestal een eiwit, die in de bloedbaan van een gewerveld dier, eiwitten (antilichamen) doet ontstaan, die met de betrokken lichaamsvreemde stof specifiek reageren.
Antilichaam: antistof: eiwit, dat gevormd wordt na infectie (of inspuiting) van een gewerveld dier met een antigeen. De antistof reageert specifiek met het antigeen.
Antischuim: stof die, of mengsel van stoffen dat, aan een chemisch bestrijdingsmiddel is of wordt toegevoegd om schuimvorming bij de vloeistof tegen te gaan.
Antiserum: bloedserum van dier, dat doelbewust met een antigeen is ingespoten en daardoor specifieke antilichamen bevat, waarmee dat antigeen kan worden opgespoord en herkend.
Apothecium: vruchtlichaam van een schimmel.
ARfD (Acute Referentie Dosis): vergelijkbaar met de ADI – waarde maar vastgesteld voor werkzame stoffen met een verhoogd risico op acute toxiciteit;
Aquatisch ecosysteem: Systeem bestaande uit (groepen van)organismen en abiotische elementen in een bepaald (deel van een) water.
Attentiekoeien: Koeien die extra in de gaten gehouden moeten worden omdat ze bijvoorbeeld drachtig zijn of op korte termijn vruchtbaar worden. Ook zieke koeien en koeien met afwijkende waarden in het melkmonster komen op de lijst van attentiekoeien.